top of page

Om patiënten goed te kunnen ondersteunen zal een andere manier van werken moeten worden aangemeten. Het volgen van het PLISSIT model kan daarbij helpen. Het PLISSIT model, een raamwerk ontwikkeld voor verpleegkundigen om het onderwerp seksualiteit op de agenda te zetten[1], bestaat uit vier stappen: (1) toestemming, (2) informatie, (3) suggesties en (4) intensieve therapie. Tijdens de eerste stap (toestemming) introduceert de zorgverlener het onderwerp seksuele gezondheid en geeft de patiënt een comfortabel gevoel over dit onderwerp door te luisteren op een accepterende, actieve en niet-oordelende manier. De voortdurende steun en interesse van een zorgverlener zijn vaak genoeg voor een patiënt om sommige uitdagingen rondom seksualiteit al te verlichten. Vervolgens is de tweede stap (informatie) dat de zorgverlener beperkte maar doelgerichte en specifieke informatie aan patiënten verstrekt over de gevolgen van de ziekte voor de seksualiteit en de effecten van de behandeling op de seksuele functie. De derde stap (suggesties) bestaat uit het geven van patiënt-specifieke suggesties met betrekking tot veranderingen in fysieke en emotionele beleving van seksualiteit. Hierbij kan gedrukte informatie over seksualiteit en ziekten  worden gebruikt. De derde stap kan ook bestaan ​​uit counseling of medicatie. De meeste seksuele problemen kunnen op de eerste drie niveaus worden opgelost. Sommige problemen vereisen echter nog een laatste stap (intensieve therapie). Hiervoor dient de patiënt doorverwezen te worden naar een GZ psycholoog/seksuoloog NVVS of een consultent seksuele gezondheid.

 

In lijn met het model worden hieronder tips gegeven voor het: (1) bespreekbaar maken van het onderwerp seksualiteit, (2) signaleren van seksuele problemen, het  (3) empoweren van ouders en patiënten om mogelijke (toekomstige) seksuele problemen te voorkomen en op te lossen en (4) het verwijzen naar andere zorgverleners.

Hoe maak ik het onderwerp seksualiteit bespreekbaar?

Het bespreekbaar maken van het onderwerp seksualiteit blijkt in de praktijk niet altijd makkelijk. De volgende oorzaken zijn hiervoor gevonden:

 

1)      Taboe onderwerp bij ouders: Soms vinden ouders het moeilijk te accepteren dat seksualiteit een onderdeel is van de ontwikkeling van hun kind. Daarnaast is het, onder andere door schaamte over het onderwerp, voor jongeren moeilijk om hierover te praten in de aanwezigheid van ouders. Als zorgverlener kan je de patiënt en zijn/haar ouders helpen het onderwerp minder beladen te maken en hier open over te spreken. Dit kan door: (a) ouders in een vroeg stadium te informeren over de psychoseksuele ontwikkeling van hun kind, en (b) ouders al in een vroeg stadium bij het gesprek over psychoseksuele ontwikkeling en mogelijke (toekomstige) problemen te betrekken. Doordat de ouders eerder worden betrokken, kunnen zij zich voorbereiden op het feit dat seksualiteit ook een onderdeel is van de ontwikkeling van hun kind. Wanneer het onderwerp desondanks beladen blijft bij de ouders, kan het in sommige gevallen wenselijk zijn het onderwerp apart met de patiënt te bespreken. Laat ouders dan vooraf weten dat u bij het volgende consult graag alleen met de jongere wilt spreken, omdat u privé onderwerpen wilt aansnijden.

 

2)      Onduidelijkheid timing: Het is niet altijd duidelijk wat een goed moment is om seksualiteit met de patiënt te bespreken. Dat komt doordat de psychoseksuele ontwikkeling verschilt van patiënt tot patiënt. Geadviseerd wordt om het gesprek met betrekking tot seksualiteit aan te laten sluiten bij de psychoseksuele ontwikkelingsfases in plaats van bij een bepaalde leeftijd. Meer informatie hierover voor ouders vindt u onder hier. Probeer hierbij het onderwerp al op vroege leeftijd te introduceren en het terug te laten komen bij verschillende consulten om bewustwording bij ouders en kind te creëren. Zo worden patiënten en hun ouders zich ervan bewust dat praten over seksualiteit ‘normaal’ is, en onderdeel van hun kwaliteit van leven of dat van hun kind. Hierbij is het van belang om te weten dat seksualiteit meer is dan seksuele gemeenschap. Het kan ook gaan om intimiteit, het aangaan van relaties, menstruatie bij de vrouwen en erectieproblemen bij de mannen. Door patiënten een top 3 lijstje te laten maken met de onderwerpen die zij tijdens het consult willen bespreken, kunnen probleemgebieden worden gedetecteerd.

 

3)      Transitie volwassenheid: Bij de transitie naar de volwassenheid, raken veel patiënten uit het oog en zo ook eventuele (toekomstige) seksuele problemen. Plan voordat de patiënt 18 jaar wordt een gesprek in en kaart het onderwerp nogmaals aan door het bespreken van de mogelijke (toekomstige) seksuele problemen die kunnen spelen en te vertellen waar de patiënt in de toekomst terecht kan voor ondersteuning. Dit gesprek kan onderdeel zijn van de transitiepoli. Centra hebben regelmatig alleen de postgegevens van de patiënt in hun dossier. Wanneer zij de patiënt willen uitnodigen voor een controle-gesprek en de patiënt is ondertussen verhuisd, wordt de patiënt dus niet bereikt. Geadviseerd wordt patiënten via e-mail te contacteren.

 

Hoe kan ik problemen signaleren?

Plaatje signaleren.jpg

De hoofdbehandelaar heeft een signalerende rol, maar daarnaast kunnen andere zorgverleners deze verantwoordelijkheid op zich nemen. De volgende activiteiten kunnen helpen om deze signalerende rol goed te kunnen vervullen:

1)      Onderdeel medisch dossier: door seksualiteit een ‘vast’ onderdeel te maken van het medische dossier van patiënten (als een afvink onderwerp) zorgt ervoor dat het onderwerp seksualiteit routinematig kan worden besproken en daarmee de kans dat problemen worden gesignaleerd, wordt vergroot.

2)      Vergroten kennis: door meer kennis te vergaren over de mogelijke seksuele problemen bij patiënten met een anorectale malformatie of de ziekte van Hirschsrpung, kunnen meer gerichte vragen worden gesteld en specifieke informatie worden aangeboden. Klik hier voor een overzicht van de mogelijke seksuele problemen bij de patiëntengroepen.

3)      Verbeteren gespreksvaardigheden: het aangaan van een gesprek over seksualiteit zal niet altijd makkelijk zijn. Het kan gebeuren dat u tijdens het gesprek merkt dat de patiënt/jongere een gesloten of afwerende houding heeft. Deze houding kan verschillende redenen hebben. Zo kan het voor jongeren ongemakkelijk voelen om over seksualiteit te praten met de zorgverlener die ze al sinds hun kindertijd kennen. Anderzijds is uit dit onderzoek ook gebleken dat patiënten en zorgverleners door een langdurige samenwerking een vertrouwensrelatie kunnen opbouwen. Deze vertrouwensrelatie kan het bespreken van seksualiteit juist vergemakkelijken. Om makkelijker het gesprek over seksualiteit aan te gaan kunt u uw gespreksvaardigheden trainen. Het is makkelijk als je voor jezelf al een openingszin hebt die bij je past. Vaak zijn binnen zorginstellingen mogelijkheden voor het organiseren van een interne workshop gegeven door een seksuoloog verbonden aan het ziekenhuis. Indien uw zorginstelling geen training aanbiedt, kunt u het onderwerp aankaarten bij uw leidinggevende en samen kijken naar mogelijkheden om dit op te zetten door bijvoorbeeld contact op te nemen met de NVVS of Rutgers Kenniscentrum Seksualiteit. Tevens kunt u online tips voor gespreksvaardigheden vinden op de websites www.seksindepraktijk.nl en www.zanzu.nl/voor-professionals.

4)      Afname van een seksuologische anamnese: het belangrijkste handvat voor het signaleren van seksuele problemen, is het afnemen van een gedegen seksuologische anamnese. Een onderscheid kan gemaakt worden tussen een proactieve en een reactieve anamnese[2]. Een proactieve anamnese bestaat uit slechts enkele vragen om te screenen of sprake is van seksuele problematiek en of een hulpbehoefte aanwezig is. De reactieve anamnese is uitgebreid en kan afgenomen worden wanneer sprake blijkt te zijn van seksuele klachten of wanneer de patiënt zelf met een seksuologische klacht komt. Zie hier voor voorbeeld anamnesevragen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

​​

 

Proactieve anamnese-vragen:

  • In hoeverre wordt uw seksualiteit beïnvloed door de klacht/het probleem/de ziekte waarvoor u onder behandeling bent (geweest)?

    • Indien ja: uitvragen van aard van probleem, kwaliteiten van de hoofdklacht, lijdensdruk en hulpvraag.

  • Heeft u ooit negatieve seksuele ervaringen gehad?

    • Indien ja: heeft u hier ooit over gesproken met iemand, heeft u nog last van deze ervaringen, denkt u dat deze ervaringen invloed hebben op uw huidige klacht, denkt u dat wij bij uw behandeling rekening moeten houden met deze ervaringen, heeft u een hulpvraag met betrekking tot deze ervaringen?

  • Heeft u vragen of problemen in relatie tot andere aspecten van uw seksuele gezondheid, bijvoorbeeld over anticonceptie of soa’s?

Reactieve anamnese-vragen:

  • Wat is het probleem?

    • Wat is het probleem precies?

    • Hoe verloopt de seksuele responscyclus?

    • Is er pijn bij seksuele activiteit? En zo ja, wanneer?

    • Zijn er naast dit probleem andere aspecten van uw seksuele leven waar u problemen bij ervaart?

  • Wat zijn de kwaliteiten van de klacht?

    • Is het probleem er altijd of zijn er ook uitzonderingen? (situatief/gegeneraliseerd)

    • Is het probleem er altijd geweest of is het later ontstaan? (primair/secundair)

    • Bij secundair: waren er omstandigheden die van invloed zijn geweest op het ontstaan van de klacht? (bio-psychosociaal)

    • Wat is het effect van de klacht op uw seksleven?

    • Wat is het effect van de klacht op uw welbevinden?

    • Wat is het effect van de klacht op uw relatie?

  • Hoe is het beloop in de tijd?

    • Is het probleem veranderd in de loop van de tijd?

    • Welke gebeurtenissen hebben het probleem in de loop van de tijd beïnvloed? (bio-psychosociaal)

    • Wat maakt dat u nu hulp zoekt voor dit probleem?

    • Wat hebt u tot nu toe ondernomen om het probleem te proberen op te lossen?

  • Wat is de rol van de partner?

    • Kunt u praten over uw seksuele relatie?

    • Weet u wat uw partner van het probleem vindt?

    • Bent u het met elkaar eens over wat er aan de hand is?

    • Kunt u met uw partner praten over het seksuele probleem?

    • Hoe gaat uw partner om met het seksuele probleem?

    • Heeft uw partner problemen met seksualiteit?

  • Is er lichamelijke en/of psychologische co-morbiditeit?

    • Zijn er naast het seksuele probleem andere lichamelijke of psychologische problemen?

    • Wat is uw medische en/of psychiatrische voorgeschiedenis?

    • Gebruikt u medicatie voor deze problemen?

  • Wat is uw hulpvraag?

    • Is er behoefte aan een luisterend oor, informatie en voorlichting of zoekt patiënt een behandeling? En wat wordt dan verwacht of gewenst?

    • Welk doel wilt u bereiken?

    • Welk doel wil uw partner bereiken?

5)      Toepassen vragenlijsten: vragenlijsten kunnen worden ingezet als laagdrempelige manier waarop patiënten hun seksuele problemen kenbaar kunnen maken. Tijdens het consult kan het gesprek worden aangegaan aan de hand van een vragenlijst waarin onder andere vragen worden gesteld rondom het onderwerp seksualiteit. Een voorbeeld van een evidence-based vragenlisjt is de ‘International Index of Erectile Functioning, Female Sexual Functioning Index, Female Sexual Distress Scale’. Daarnaast kunnen voorbeeldvragen worden gevonden op www.seksueledysfuncties.nl. De vragenlijst kan vooraf thuis worden ingevuld, of voor het consult in de wachtkamer. Deze vragenlijst dient dan tijdens het maken van de afspraak, of middels een bijlage bij de afspraakbrief te worden aangekondigd. Een nadeel van het gebruik van een vragenlijst kan zijn dat het responspercentage laag is. Een andere mogelijkheid is het laten invullen van een top 3 van onderwerpen die de patiënt tijdens het consult wil bespreken. Het coördineren van de vragenlijst zal aan iemand binnen de afdeling moeten worden toegewezen. Deze persoon draagt dan zorg voor de inbedding in structuren (zoals het invoegen van seksualiteitsvragen in het EPD, het beheren van een database met adressen en het opsturen van de brieven en/of uitdelen).

Hoe empower ik patiënten en ouders?

Als zorgverlener kunt u een bijdrage leveren aan het ‘empoweren’ van de patiënten en hun ouders. Bij ‘empoweren’ geeft u de patiënt zelf de middelen om met mogelijke (toekomstige) seksuele problemen om te gaan. Bijvoorbeeld door het verstrekken van juiste informatie omtrent hun aandoening en seksualiteit en luisteren naar hun wensen en behoeften (respecteren). Door patiënten tools te bieden kunnen ook de patiënten die na een consult niet meer terugkomen, toch hulp vinden. Denkt u hierbij aan:

  • Meegeven van leestips, zie ook deze pagina. Klik hier voor een printbare pdf van kaartjes - met een link naar deze website - die u kan meegeven aan patiënten.

  • Aangeven bij patiënten terecht kunnen voor eventuele (toekomstige) problemen.

  • Mogelijkheden voor lotgenotencontact bespreken zoals via de patiëntenvereniging Anusatresie / Ziekte van Hirschsprung en www.kidsday.nl.

 

Naast patiënten kunt u ouders helpen hun kind goed bij mogelijke (toekomstige) seksuele problemen te ondersteunen. Tips hiervoor kunt u ook vinden op deze website onder de sub-pagina voor ouders. Ondersteun ouders en kinderen bij het normaliseren van het onderwerp seksualiteit door al van jongs af aan aandacht te besteden aan de psychoseksuele ontwikkelingsfases. Per fase kan besproken worden hoe met ‘lastige’ vragen en ‘moeilijke’ situaties vanuit de omgeving omgegaan kan worden. Een eerste stap is hierbij is de patiënt helpen open te zijn over zijn aandoening. Deze openheid helpt ouders en kinderen oplossingen te zoeken voor lastige situaties en afspraken te maken met school en andere betrokkenen. Kinderen die iets afwijkends hebben aan hun lichaam krijgen van andere kinderen nog al eens te horen dat dat “stom” is of “zielig”.  Kinderen kunnen daarop reageren door bijvoorbeeld te zeggen: “Wat vind jij van jezelf?” Vind je jezelf stom? Ben je zielig? Benoem dat er heel veel kinderen zijn die een lichamelijk afwijking of ziekte en daarvoor dieet moeten houden, nooit pinda’s mogen eten, pillen moeten slikken omdat zij te druk zijn – zich niet kunnen concentreren  en zonder pilletjes niet goed kunnen leren. Tevens kan je samen met ouders en de patiënt bedenken waar de privacy grens voor het kind ligt en hoe hij/zij deze kan bespreken met de leerkracht op school.

Wanneer en naar wie verwijs ik patiënten door?

Indien u als zorgverlener zich niet goed toegerust voelt om patiënten en ouders met betrekking tot het onderwerp te begeleiden, dan kunt u de patiënt doorverwijzen naar een seksuoloog NVVS. In principe kan een seksuoloog – al dan niet in teamverband -  zelfstandig helpen met álle vragen en problemen op het gebied van seksualiteit. Denk daarbij aan:

  • Gezonde en ongezonde seksualiteit in verschillende levensfasen

  • Specifieke seksuele problemen bij mannen

  • Specifieke seksuele problemen bij vrouwen

  • Relationele aspecten van seksueel functioneren en disfunctioneren

  • Parafilieën

  • Genderproblematiek

  • Seksuele gevolgen van trauma’s

  • Onbegrepen genitale en (onder)buikklachten

  • Ziekte of lichamelijke handicap met seksuologische co-morbiditeit

  • Psychiatrische/psychologische problemen en seksuele co-morbiditeit

  • Verstandelijke beperkingen en seksualiteit

  • Seksualiteit en psychofarmaca/medicijnen

  • Seksuele oorzaken en gevolgen fertiliteitsproblemen

  • Seksualiteit en zwangerschap

  • Seksualiteit, anticonceptie en soa

  • Seksualiteit, maatschappij en (sub)cultuur

Voor meer informatie: https://www.nvvs.info/clienten/seksuologische-hulpverlening/seksuoloog-nvvs

[1] Annon, J.S. The PLISSIT Model: A proposed Conceptual Scheme for the Behavioral Treatment of Sexual Problems. 1974, Journal of Sex Education and Therapy, 2(1), 1-15.

[2] Meer informatie kunt u vinden via de volgende bronnen:

·         Lankveld, J.v., Kuile, M. ter, Leusink, P.. , Seksuele disfuncties. Diagnostiek en behandeling. 2010, Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

·         Gijs, L., Aerts, L., Dewitte, M., Enzlin, P., Georgiadis, J., Kreukels, B., Meuleman, E.. Leerboek Seksuologie. 2018, Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

·         Pastoor, H., Jedeloo, S., Seksualiteit. Zorgbasics. 2012, Den Haag: Boom Lemma uitgevers

bottom of page